Add parallel Print Page Options

Nog meer spreuken van koning Salomo (vervolg)

29 Als iemand koppig blijft nadat hij al meerdere keren is gewaarschuwd,
loopt het slecht met hem af. Er blijft niets van hem over.

Als er goede mensen heersen, is het volk gelukkig.
Maar als het volk wordt geregeerd door een slecht mens, zuchten de mensen.

Als je van wijsheid houdt, maak je je ouders blij.
Maar als je ervan houdt om naar de hoeren te gaan, verspil je al je geld.

Als een koning rechtvaardig regeert, gaat het goed met zijn land.
Maar als hij zich tot oneerlijkheid laat omkopen, maakt hij zijn land kapot.

Als je andere mensen vleit,
loopt het uiteindelijk slecht met hen af.

Met een slecht mens loopt het slecht af.
Maar een goed mens is vrolijk en blij.

Goede mensen hebben oog voor de rechten van arme mensen.
Maar slechte mensen letten daar niet op.

Een slecht mens kan een hele stad in rep en roer brengen.
Maar iemand die wijs is, brengt mensen juist tot rust.

Het heeft voor een wijs mens geen zin een rechtszaak aan te gaan met een dwaas.
Want of hij nu kwaad op hem wordt of om hem lacht, er komt geen duidelijkheid.

10 Moordenaars haten rechtvaardige mensen.
Maar eerlijke mensen proberen hen juist te redden.

11 Dwaze mensen zeggen alles wat ze denken.
Maar wijze mensen houden hun gedachten voor zich.

12 Als een heerser naar leugens luistert,
worden al zijn dienaren onbetrouwbaar.

13 Onderdrukte mensen en mensen die onderdrukken hebben één ding gemeenschappelijk:
allebei hebben zij hun leven van de Heer gekregen.

14 Een koning die eerlijk rechtspreekt over arme mensen,
zal lang regeren.

15 Stokslagen en waarschuwingen maken iemand wijs.
Maar een kind dat nooit straf krijgt, is een schande voor zijn ouders.

16 Als er steeds meer slechte mensen komen, is er ook steeds meer misdaad.
Maar de goede mensen zullen zien hoe de slechte mensen ten val komen.

17 Voed je zoon op en geef hem straf als het nodig is.
Dan zul je je geen zorgen over hem hoeven te maken.
Je zal van hem genieten.

18 Als Gods wil niet langer bekend wordt gemaakt, gaat het volk steeds slechtere dingen doen.
Maar het gaat goed met mensen die zich aan Gods wet houden.

19 Een slaaf kun je niet met alleen woorden bestraffen.
Want ook al hoort hij wat je zegt, hij trekt zich er niets van aan.

20 Er is meer hoop voor een dwaas,
dan voor iemand die te snel iets zegt.

21 Als je je slaaf vanaf zijn jeugd verwent,
zal hij uiteindelijk als je zoon behandeld willen worden.

22 Driftige mensen veroorzaken ruzies.
Mensen die snel boos worden, doen veel verkeerde dingen.

23 Trotse mensen worden uiteindelijk vernederd.
Maar bescheiden mensen zullen worden geprezen.

24 Iemand die van een dief een deel van de buit krijgt, komt zelf in gevaar.
Want als hij opgeroepen wordt om te komen getuigen van wat er gebeurd is, komt hij niet.
Dan is hij net zo schuldig als de dief.[a]

25 Als je bang bent voor wat mensen van je vinden, zet je een val op voor jezelf.
Maar als je op de Heer vertrouwt, kan niemand je iets doen.

26 Heel veel mensen proberen van de koning iets gedaan te krijgen.
Maar uiteindelijk gebeurt wat de Heer rechtvaardig vindt.

27 Een goed mens haat het als mensen zich niets van God aantrekken.
En de mensen die zich niets van God aantrekken, haten goede mensen.

Footnotes

  1. Spreuken 29:24 Vergelijk dit met Leviticus 5:1.

29 Een man die ondanks veelvuldige waarschuwingen weigert zijn leven te beteren, komt onverwacht ten val.
Wanneer de rechtvaardigen aan de macht komen, voelt het volk zich tevreden, maar onder het bewind van een goddeloze wordt het volk verdrukt.
Een vader is blij met een verstandige zoon, maar een hoerenloper jaagt zijn geld erdoor.
Een koning houdt zijn land gezond door rechtvaardig te regeren, maar een corrupte koning leidt zijn land naar de ondergang.
Iemand die zijn naaste stroop om de mond smeert, misleidt hem.
Een boosdoener zit gevangen in zijn eigen kwaad, maar de rechtvaardige leeft blij en zingt van vreugde.
Een rechtvaardige rechter spant zich in voor de armen, de goddeloze beseft echter niet dat hij de arme moet helpen.
Spotters zijn een schandvlek en een gevaar voor een stad, wijze mensen weten Gods toorn echter af te wenden.
Het is zinloos als een verstandig mens een dwaas voor de rechter sleept. Of hij nu vriendelijk is of kwaad, de dwaas is toch niet tot rede te brengen.
10 Bloeddorstige lieden hebben een hekel aan eerlijke mensen, maar oprechten trachten hun leven te redden.
11 Een dwaas schreeuwt van woede, een verstandig mens beheerst zich en komt tot rust.
12 Een leider die naar leugens luistert, heeft goddeloze dienaars.
13 De overeenkomst tussen een arm mens en een machthebber is dat beiden van God het licht in de ogen hebben gekregen.
14 Een koning die de rechten van de arme serieus neemt, is zeker van zijn macht.
15 Straf en berisping leiden tot wijsheid, maar een kind dat aan zichzelf wordt overgelaten, wordt een schande voor zijn ouders.
16 Groeit het aantal goddelozen, dan neemt ook de zonde toe, maar de rechtvaardigen zullen hen overleven.
17 Als u uw zoon bestraft, komt hij goed terecht, hij zal u reden tot blijdschap geven.
18 Als het volk Gods boodschap niet meer hoort, raakt het uit de koers. Gelukkig is hij die naar Gods wet leeft.
19 Een knecht luistert nauwelijks naar berisping. Hij hoort u wel, maar trekt zich er niets van aan.
20 Kent u iemand die onbezonnen spreekt? Zoʼn man is nog dommer dan een dwaas.
21 Als u te goed bent voor een knecht, denkt hij ten slotte dat hij dezelfde rechten heeft als uw zoon.
22 Iemand die snel kwaad wordt, lokt ruzie uit en een opvliegend mens zondigt maar al te gemakkelijk.
23 Hoogmoed komt voor de val, maar een nederig mens wordt gewaardeerd.
24 Wie met een dief de buit deelt, schaadt zichzelf. Hetzelfde geldt voor iemand die een vloek hoort en daar niets van zegt.
25 Angst voor mensen is een valstrik, maar wie op God vertrouwt, is onaantastbaar.
26 Veel mensen verwachten hun heil van hooggeplaatsten, maar de Here heeft het laatste woord.
27 Een oprecht mens verafschuwt een boosdoener, op zijn beurt heeft de boosdoener een afkeer van mensen die eerlijk leven.