Add parallel Print Page Options

Psalm 83

Een lied van Asaf.

God, blijf niet zwijgen.
Doe niet alsof U niets merkt.
Want uw vijanden gaan tekeer.
De mensen die U haten, komen tegen U in opstand.
In het geheim smeden ze sluwe plannen
om met elkaar uw volk aan te vallen.
Ze willen de mensen van wie U houdt kwaad doen.
Ze zeggen: "Kom, we zullen dat volk vernietigen,
zodat later niemand nog weet dat Israël heeft bestaan."
Want ze hebben met elkaar plannen gemaakt,
met elkaar een verbond gesloten tegen U:
de volken van Edom en Ismaël,
van Moab en Hagar,
van Gebal, Ammon en Amalek,
van Filistea en Tyrus.
Ook het volk van Assur doet met hen mee.
Ze helpen Moab en Ammon, volken die uit Lot zijn ontstaan.
10 God, doe met hen wat U met Midian deed.[a]
Of wat U met Sisera en Jabin deed bij de beek Kison.[b]
11 Zij werden bij Endor verslagen
en hun lijken werden mest voor het land.
12 Dood hun heersers, zoals Oreb en Zeëb.
Dood al hun vorsten, zoals Zeba en Zalmuna.
13 Want ze willen uw prachtige land veroveren,
de plaats waar U woont.
14 Mijn God, blaas hen weg als het zaadpluis van een distel.
Blaas hen weg als stof in de wind.
15 Vernietig hen,
zoals een vuur het bos op de berghellingen verbrandt.
16 Blaas hen weg met uw storm.
Jaag hen op de vlucht met uw orkaan.
17 Zet hen voor schut,
zodat ze U om redding zullen smeken.
18 Zorg ervoor dat ze zich voor altijd zullen schamen,
dat ze voor altijd bang voor U zullen zijn,
en rood van schaamte zullen staan.
Zorg ervoor dat het slecht met hen afloopt.
19 Dan zullen ze begrijpen dat alleen U de Heer bent,
de Allerhoogste God van de aarde.

Footnotes

  1. Psalmen 83:10 Door het kleine leger van Gideon gaf God een grote overwinning over Midian. Daarbij werden de koningen van Midian gedood. Dat waren Oreb, Zeëb, Zeba en Zalmuna (vers 12). Lees Richters 7:1-23.
  2. Psalmen 83:10 Koning Jabin en legeraanvoerder Sisera werden verslagen door de Israëliet Barak. Lees Richters 4:6-22.

83 Een psalm van Asaf.

Laat iets van U horen, o God.
Spreek toch en blijf niet werkeloos toezien.
Uw tegenstanders gaan tekeer.
De mensen die U haten, krijgen de overhand.
Zij beramen aanslagen tegen uw volk
en overleggen hoe zij uw volgelingen kunnen aanvallen.
Zij zeggen tegen elkaar:
‘We gaan dat hele volk uitroeien.
Niemand kent dan nog het volk van Israël.’
Zij waren het al snel eens
en hebben een verdrag gesloten
om gezamenlijk tegen U op te staan.
De Edomieten en Ismaëlieten,
de Moabieten en de Hagarenen.
De Gebalieten, Ammonieten en Amalekieten,
en ook de Filistijnen,
samen met de inwoners van de stad Tyrus.
Ook Assur kwam erbij,
het helpt de nakomelingen van Lot.
10 Doe met hen maar hetzelfde
als U met de Midjanieten deed
en als met Sisera.
Of zoals met Jabin bij de rivier de Kison.
11 Zij werden bij Endor verslagen en gedood,
hun lijken dienden als mest voor het land.
12 Dood hun leiders,
zoals U met de koningen Oreb en Zeëb hebt gedaan.
Doe met hun koningen hetzelfde als U deed
met de Midjanitische koningen Zebah en Zalmuna.
13 Want zij wilden uw land in bezit nemen.
14 Mijn God, laat hen zweven
als de zaadjes van een distel,
blaas hen weg
als kaf dat door de wind wordt verdreven.
15 Zoals het vuur een bos verbrandt
en de vlammen de bergen roodgloeiend maken,
16 achtervolg hen zo met uw storm,
jaag hun schrik aan met uw wervelwind.
17 Maak hen te schande,
misschien zullen zij dan ooit
nog eens naar U zoeken, Here.
18 Laten zij zich schamen
en door schrik overmand worden,
laat hen door de grond gaan van berouw.
19 Dan zullen zij eindelijk beseffen
dat U de Here bent,
dat U de Allerhoogste bent op de aarde.