Add parallel Print Page Options

Op een dag zal Gog Israël aanvallen

38 De Heer zei tegen mij: "Mensenzoon, ga met je gezicht in de richting van koning Gog van het land Magog staan, de koning van de volken Mesech en Tubal.[a] Profeteer tegen hem: Dit zegt de Heer: Pas maar op, koning Gog van Mesech en Tubal! Ik kom u halen! Ik zal haken in uw kaken slaan. Zo zal Ik u en uw hele leger ophalen, met al uw paarden en ruiters, met al uw wapens, met al uw soldaten met hun schilden, helmen en zwaarden, met al uw krijgers uit Perzië, Ethiopië en Put met hun schilden en helmen, en met de legers uit Gomer, uit Togarma en uit het verre noorden, met al hun krijgers. Ik kom u halen, u en alle volken die zich bij u aangesloten hebben. Maak u klaar en bewapen u, met al uw legers die zich bij u verzameld hebben. U zal hun aanvoerder zijn. Over een poos zal Ik u roepen voor de strijd. Aan het eind van de tijd zult u strijden tegen een land dat zich net heeft hersteld van de oorlog. Dat volk is uit andere landen teruggekomen.[b] Het is op de bergen van Israël gaan wonen die een wildernis waren geworden. Daar wonen ze in vrede. U en uw legers zullen tegen hen optrekken als een verwoestende storm, als een grote, dreigende wolk die het land bedekt.

10 Want in die tijd, zegt de Heer, zal er een kwaadaardig plan in u opkomen. 11 U wil met uw legers dat land aanvallen waar alleen maar dorpen zijn. Ze hebben geen muren, grendels of poorten. De mensen leven er in vrede en verwachten geen gevaar. 12 U hoopt op een grote buit uit de plaatsen die verwoest waren maar nu weer bewoond worden. U wil het volk beroven dat is teruggekomen uit de landen er omheen. Want sinds dat volk weer in zijn eigen land woont, is het weer rijk geworden en heeft het veel vee gekregen. 13 Scheba, Dedan, de handelaars van Tarsis en alle machtige mensen zullen tegen u zeggen: 'Heeft u die legers verzameld om te gaan plunderen? Om zilver en goud, al het vee en spullen te gaan roven? Bent u op weg om een grote buit weg te slepen?' "

God straft Gog voor zijn aanval op Israël

14 De Heer zei verder tegen mij: "Mensenzoon, profeteer daarom tegen Gog: Dit zegt de Heer: Op een dag, als mijn volk Israël in vrede woont, zult u dat zien. 15 En u zal uit uw land in het noorden komen, samen met veel andere volken. Het zal een groot leger van ruiters zijn. 16 U zal naar mijn land oprukken als een grote, dreigende wolk die het land bedekt. Aan het eind van de tijd zal Ik u sturen om mijn land aan te vallen. Dan zal Ik u mijn macht laten zien. En de volken zullen het zien en beseffen dat Ik de heilige God ben.

17 Dit zegt de Heer: Vroeger hebben mijn profeten al over u gesproken, Gog. Zij hebben geprofeteerd dat er jaren zullen komen dat Ik u op mijn land zal afsturen. 18 Maar op de dag dat u inderdaad mijn land Israël aanvalt, zegt de Heer, zal Ik daar woedend over zijn. 19 Ik beloof u: het land Israël zal die dag getroffen worden door een zware aardbeving. 20 De vissen, de vogels, de wilde dieren en de kruipende dieren op de grond en alle mensen op aarde zullen beven. De bergen zullen instorten, de bergwanden zullen afbreken en alle muren zullen omvallen.

21 Dan zal Ik Gog in paniek brengen. In de verwarring zullen zijn mannen elkaar in het hele land doden. 22 Ik zal hen straffen met ziekte en geweld. Zware regenbuien, grote hagelstenen, vuur en zwavel zullen op uw leger neerregenen en op de legers van de volken die u kwamen helpen. 23 Ik zal laten zien hoe machtig Ik ben. Ik zal laten zien wie Ik ben. De volken zullen dat zien en ze zullen beseffen dat Ik de Heer ben. (lees verder)

Footnotes

  1. Ezechiël 38:2 De volken Magog, Mesech en Tubal stammen af van Jafet, één van de zonen van Noach. Lees Genesis 10:2. Met Gog worden ook de aardse heersers bedoeld die weigeren om zich aan God te onderwerpen. Lees Openbaring 20:8. Het is niet duidelijk over welke tijd deze profetie gaat.
  2. Ezechiël 38:8 Hiermee wordt het land Israël bedoeld, met de Joden die uit de andere landen zijn teruggekomen om weer in hun eigen land te wonen.

Profetie tegen Gog

38 Dit is een andere boodschap die de Here mij stuurde: 2,3 ‘Mensenzoon, kijk in noordelijke richting naar het land Magog en profeteer tegen Gog, de koning van Mesech en Tubal. Vertel hem dat de Oppermachtige Here zegt: “Ik zal u straffen, Gog. Ik zal haken in uw kaken slaan en u naar uw veroordeling sleuren. En niet alleen u, ook uw troepen en gewapende cavalerie, een machtig leger met grote en kleine schilden, tot de tanden gewapend. Perzië, Ethiopië en Put zullen daar met al hun wapentuig ook bij zijn, evenals Gomer met zijn horden en de legers van Togarma uit het verre noorden. Nog vele anderen zullen daarna hun voorbeeld volgen. Let op! Houd uw legers op de been. U bent hun leider, Gog! Na verloop van vele jaren zult u voor de strijd worden opgeroepen, u zult ten strijde trekken tegen Israël, dat vrede heeft gekend sinds de terugkeer van haar inwoners vanuit vele landen. U en al uw bondgenoten, een enorm en angstaanjagend leger, zullen als een naderend onweer op hen afkomen en het land als een wolk bedekken.”

10 De Oppermachtige Here zegt: “In die tijd zult u op een kwaadaardig idee komen. 11 U zegt: ‘Israël is een onbeschermd land met veel dorpen zonder muren. Ik zal ten strijde trekken en deze goedgelovige mensen, die in rust en zekerheid leven, vernietigen. 12 Ik zal optrekken naar die eens verlaten steden die nu weer worden bewoond—door hen die uit alle volken zijn teruggekeerd—en ik zal een grote buit veroveren. Want dit volk is rijk aan vee en andere schatten en de hele wereld draait om hen!’ 13 Maar Seba en Dedan en de kooplieden van Tarsis met wie zij handel drijven zullen vragen: ‘Wie bent u dat u hen berooft van zilver en goud, hun vee meeneemt en hun goederen steelt, zodat zij arm achterblijven?’” 14 De Oppermachtige Here zegt tegen Gog: “Als mijn volk in vrede leeft in zijn land, zullen uw ogen opengaan. 15,16 Overal uit het noorden zullen uw cavalerie-eenheden optrekken en het land bedekken als een wolk. Dit zal in de verre toekomst gebeuren, in de laatste dagen van de geschiedenis. Ik zal u tegen mijn land laten optrekken en door de vreselijke verwoestingen die u voor hun ogen aanricht, zal Ik mijn heiligheid laten zien zodat u, Gog, zult beseffen dat Ik de heilige God ben.”

17 De Oppermachtige Here zegt: “U bent degene over wie Ik de Israëlitische profeten lang geleden liet vertellen dat Ik u na verloop van vele jaren zou laten optrekken tegen mijn volk. 18 Maar als u dan eindelijk komt om het land Israël te verwoesten, zal Mij dat ziedend maken! 19 Want in mijn jaloezie en grote toorn beloof Ik dat Israël die dag door een grote aardbeving zal worden getroffen. 20 Alle levende wezens zullen huiveren van angst voor mijn aanwezigheid, bergen zullen worden omvergeworpen, rotsen zullen ineenstorten en muren omvallen. 21 Het zwaard zal Ik tegen u in de strijd roepen,” zegt de Oppermachtige Here, “en in een dodelijke strijd zult u elkaar bevechten! 22 Ik zal u bestrijden met het zwaard, ziekten, grote regenbuien, enorme hagelstenen, vuur en zwavel! 23 Op die manier zal Ik mijn grootheid en heiligheid tonen en mijn naam eer aandoen en alle volken ter wereld zullen horen wat Ik heb gedaan en weten dat Ik de Here ben.”’

The Lord’s Great Victory Over the Nations

38 The word of the Lord came to me: “Son of man, set your face against Gog,(A) of the land of Magog,(B) the chief prince of[a] Meshek and Tubal;(C) prophesy against him and say: ‘This is what the Sovereign Lord says: I am against you, Gog, chief prince of[b] Meshek and Tubal.(D) I will turn you around, put hooks(E) in your jaws and bring you out with your whole army—your horses, your horsemen fully armed, and a great horde with large and small shields, all of them brandishing their swords.(F) Persia, Cush[c](G) and Put(H) will be with them, all with shields and helmets, also Gomer(I) with all its troops, and Beth Togarmah(J) from the far north(K) with all its troops—the many nations with you.

“‘Get ready; be prepared,(L) you and all the hordes gathered about you, and take command of them. After many days(M) you will be called to arms. In future years you will invade a land that has recovered from war, whose people were gathered from many nations(N) to the mountains of Israel, which had long been desolate. They had been brought out from the nations, and now all of them live in safety.(O) You and all your troops and the many nations with you will go up, advancing like a storm;(P) you will be like a cloud(Q) covering the land.(R)

10 “‘This is what the Sovereign Lord says: On that day thoughts will come into your mind(S) and you will devise an evil scheme.(T) 11 You will say, “I will invade a land of unwalled villages; I will attack a peaceful and unsuspecting people(U)—all of them living without walls and without gates and bars.(V) 12 I will plunder and loot and turn my hand against the resettled ruins and the people gathered from the nations, rich in livestock and goods, living at the center of the land.[d] 13 Sheba(W) and Dedan(X) and the merchants of Tarshish(Y) and all her villages[e] will say to you, “Have you come to plunder? Have you gathered your hordes to loot, to carry off silver and gold, to take away livestock and goods and to seize much plunder?(Z)”’

14 “Therefore, son of man, prophesy and say to Gog: ‘This is what the Sovereign Lord says: In that day, when my people Israel are living in safety,(AA) will you not take notice of it? 15 You will come from your place in the far north,(AB) you and many nations with you, all of them riding on horses, a great horde, a mighty army.(AC) 16 You will advance against my people Israel like a cloud(AD) that covers the land.(AE) In days to come, Gog, I will bring you against my land, so that the nations may know me when I am proved holy(AF) through you before their eyes.(AG)

17 “‘This is what the Sovereign Lord says: You are the one I spoke of in former days by my servants the prophets of Israel. At that time they prophesied for years that I would bring you against them. 18 This is what will happen in that day: When Gog attacks the land of Israel, my hot anger will be aroused, declares the Sovereign Lord. 19 In my zeal and fiery wrath I declare that at that time there shall be a great earthquake(AH) in the land of Israel.(AI) 20 The fish in the sea, the birds in the sky, the beasts of the field, every creature that moves along the ground, and all the people on the face of the earth will tremble(AJ) at my presence. The mountains will be overturned,(AK) the cliffs will crumble(AL) and every wall will fall to the ground.(AM) 21 I will summon a sword(AN) against Gog on all my mountains, declares the Sovereign Lord. Every man’s sword will be against his brother.(AO) 22 I will execute judgment(AP) on him with plague and bloodshed;(AQ) I will pour down torrents of rain, hailstones(AR) and burning sulfur(AS) on him and on his troops and on the many nations with him.(AT) 23 And so I will show my greatness and my holiness, and I will make myself known in the sight of many nations. Then they will know that I am the Lord.(AU)

Footnotes

  1. Ezekiel 38:2 Or the prince of Rosh,
  2. Ezekiel 38:3 Or Gog, prince of Rosh,
  3. Ezekiel 38:5 That is, the upper Nile region
  4. Ezekiel 38:12 The Hebrew for this phrase means the navel of the earth.
  5. Ezekiel 38:13 Or her strong lions