Add parallel Print Page Options

De valse glorie van Israël

Wee de mensen die zorgeloos in Jeruzalem en Samaria leven, die beroemd zijn en vereerd worden door het volk van Israël. Ga maar eens naar Kalne en kijk wat daar is gebeurd, ga daarna naar het grote Hamath en vandaar naar het lager gelegen Gath in het land van de Filistijnen. Eens waren zij beter en groter dan u, maar kijk eens wat er nu van hen is geworden. U wilt niet denken aan de straf die u te wachten staat, maar u brengt door uw daden de dag van het oordeel alleen maar dichterbij. U ligt omringd door luxe op ivoren banken en eet het vlees van de malste lammeren en de beste kalveren. U zingt nietszeggende liedjes bij de muziek van de harp en denkt dat u net zulke goede muzikanten bent als koning David was. U drinkt liters wijn en smeert zoetgeurende zalven op uw lichaam, zonder er bij stil te staan dat het rijk op instorten staat. Daarom zult u tot de eerste ballingen behoren, plotseling zal er een einde komen aan uw mooie leventje.

De Oppermachtige Here, de God van de hemelse legers, heeft bij zijn eigen naam gezworen: ‘Ik walg van de trotse en valse glorie van Israël en haat haar prachtige huizen. Ik zal deze stad en alles wat zich erin bevindt, aan haar vijanden in handen geven.’ Ook al zijn er nog maar tien van hen over of staat nog maar één huis overeind, dan zullen die ook nog verdwijnen. 10 Iemands oom zal als enige overblijven om hem te begraven of te verbranden. Als hij naar binnen gaat om zijn lijk uit het huis te halen, zal hij de andere overlevende daar vragen: ‘Zijn er nog meer overlevenden bij u?’ Het antwoord zal luiden: ‘Nee,’ en hij zal daaraan toevoegen: ‘Sst… noem de naam van de Here niet. Hij zou je eens kunnen horen.’ 11 Want de Here beval dit: ‘Alle huizen, groot en klein, zullen met de grond worden gelijkgemaakt. 12 Kunnen paarden op de rotsen rennen? Kunnen runderen de zee ploegen? Dat klinkt dom, maar het is net zo dom dat u een loopje neemt met het recht en dat u alles wat goed en juist moet zijn, verzuurt en vergiftigt. 13 Het is dom u te verheugen over uw grootheid, terwijl u helemaal niets voorstelt! En trots te zijn op uw eigen nietige kracht! 14 Israël, Ik zal een land op u afsturen dat u van uw noordelijke grens tot uw uiterste zuidpunt zwaar zal onderdrukken, overal, van Hamath tot aan de beek van Araba,’ zegt de Here, de God van de hemelse legers.

Geen echte vrede

De Heer zegt: Pas maar op! Nu wonen jullie nog zo zorgeloos in Jeruzalem op de berg Sion! Pas maar op! Nu voelen jullie je nog zo veilig op de berg Samaria! Pas maar op, leiders van het door God uitgekozen volk! Nu komt nog heel Israël naar jullie toe om raad. Maar kijk eens naar Kalne. Kijk eens rond in de grote stad Hamat.[a] Ga ook eens naar de stad Gat in het land van de Filistijnen. Zijn zij soms beter dan jullie twee koninkrijken? Is hun gebied soms groter dan dat van jullie?

Jullie denken dat het nog heel lang duurt voordat Ik jullie zal straffen. Jullie gebruiken steeds meer geweld. En jullie liggen op bedden van ivoor, hangen rond op luie banken. Jullie eten heerlijk lamsvlees en kalfsvlees van de beste dieren. Jullie spelen net zo prachtig op de harp als David, maar jullie bedenken er je eigen liederen bij. Jullie drinken grote schalen wijn en zalven je met de beste olijf-olie. Maar het kan jullie niets schelen dat het koninkrijk Israël te gronde gaat! Daarom zullen jullie als eersten gevangen meegenomen worden.

Er zal een einde komen aan het gefeest van die luierende mensen.

De Heer zegt: Ik, de God van de hemelse legers, heb bij Mijzelf gezworen: Ik walg van de trots van Israël. Ik haat zijn paleizen. Ik zal de steden met alles wat daarin is, aan de vijand geven. En als er nog maar tien mensen over zijn in één huis, zullen ook zij sterven, door de pest. 10 En als er familie komt om één van de lijken uit het huis te halen om het te verbranden, en vraagt: "Is hier nóg iemand bij je?", dan zal hij die daar in het huis verborgen zit, zeggen: "Nee, niemand." En de man die kwam, zal zeggen: "Sst! Houd verder je mond! Noem niet de naam van de Heer! Anders zal Hij ons nog meer straffen!"[b]

11 De Heer zegt: Op een bevel van Mij zullen er scheuren geslagen worden in het grote huis Israël en het kleine huis Juda.

12 Rennen paarden soms over rotsen? Ploegen ossen soms rotsen om? Maar jullie hebben wel de rechtspraak krom gemaakt! Het is een bitter vergif geworden. 13 Jullie verheugen je over daden die niets voorstellen. Jullie vinden dat jullie jezelf tot een machtig volk hebben gemaakt. 14 Maar Ik zal een volk roepen dat jullie land zal veroveren, zegt de Heer van de hemelse legers. Dat volk zal jullie onderdrukken vanaf de weg naar Hamat in het noorden tot aan de beek van Araba in het Zuiden.

Footnotes

  1. Amos 6:2 Kalne en Hamat waren steden in Aram.
  2. Amos 6:10 De mensen logen dat er verder niemand in huis was, uit bijgelovige angst dat God die anders óók zou doden.

Woe to the Complacent

Woe to you(A) who are complacent(B) in Zion,
    and to you who feel secure(C) on Mount Samaria,(D)
you notable men of the foremost nation,
    to whom the people of Israel come!(E)
Go to Kalneh(F) and look at it;
    go from there to great Hamath,(G)
    and then go down to Gath(H) in Philistia.
Are they better off than(I) your two kingdoms?
    Is their land larger than yours?
You put off the day of disaster
    and bring near a reign of terror.(J)
You lie on beds adorned with ivory
    and lounge on your couches.(K)
You dine on choice lambs
    and fattened calves.(L)
You strum away on your harps(M) like David
    and improvise on musical instruments.(N)
You drink wine(O) by the bowlful
    and use the finest lotions,
    but you do not grieve(P) over the ruin of Joseph.(Q)
Therefore you will be among the first to go into exile;(R)
    your feasting and lounging will end.(S)

The Lord Abhors the Pride of Israel

The Sovereign Lord has sworn by himself(T)—the Lord God Almighty declares:

“I abhor(U) the pride of Jacob(V)
    and detest his fortresses;(W)
I will deliver up(X) the city
    and everything in it.(Y)

If ten(Z) people are left in one house, they too will die. 10 And if the relative who comes to carry the bodies out of the house to burn them[a](AA) asks anyone who might be hiding there, “Is anyone else with you?” and he says, “No,” then he will go on to say, “Hush!(AB) We must not mention the name of the Lord.”

11 For the Lord has given the command,
    and he will smash(AC) the great house(AD) into pieces
    and the small house into bits.(AE)

12 Do horses run on the rocky crags?
    Does one plow the sea[b] with oxen?
But you have turned justice into poison(AF)
    and the fruit of righteousness(AG) into bitterness(AH)
13 you who rejoice in the conquest of Lo Debar[c]
    and say, “Did we not take Karnaim[d] by our own strength?(AI)

14 For the Lord God Almighty declares,
    “I will stir up a nation(AJ) against you, Israel,
that will oppress you all the way
    from Lebo Hamath(AK) to the valley of the Arabah.(AL)

Footnotes

  1. Amos 6:10 Or to make a funeral fire in honor of the dead
  2. Amos 6:12 With a different word division of the Hebrew; Masoretic Text plow there
  3. Amos 6:13 Lo Debar means nothing.
  4. Amos 6:13 Karnaim means horns; horn here symbolizes strength.