Add parallel Print Page Options

Vergevings-offers (vervolg)

Als iemand het bevel heeft gekregen om in een rechtszaak te komen getuigen van wat hij gehoord of gezien heeft, maar hij wil niet komen, dan is hij schuldig.[a]

Als iemand per ongeluk iets onreins aanraakt, bijvoorbeeld een dood onrein dier, dan is hij onrein en schuldig.[b]

Als iemand per ongeluk een mens aanraakt die om één of andere reden onrein is, dan is hij onrein en schuldig. Ook als hij niet wist dat die ander onrein is.

Als iemand zonder nadenken een eed zweert om iets te doen, of het nu iets goeds is of iets slechts, en hij ontdekt dat hij dat niet had moeten zweren, dan is hij schuldig.

Als iemand één van deze dingen heeft gedaan, moet hij zeggen wat hij voor verkeerds gedaan heeft. En hij moet een jong vrouwtjes-schaap of een jonge vrouwtjes-geit aan Mij offeren. Daarmee vraagt de priester voor hem om vergeving, en de man zal vergeving krijgen.

Maar als iemand te arm is om een schaap of geit te offeren, moet hij twee duiven aan Mij offeren: de ene duif als vergevings-offer en de andere duif als brand-offer. Hij moet ze naar de priester brengen. De eerste duif is voor een vergevings-offer. De priester moet het dier de kop omdraaien, maar de kop er niet aftrekken. Hij moet een deel van het bloed tegen de zijkant van het altaar sprenkelen. De rest van het bloed moet hij aan de voet van het altaar uit het lijfje drukken. Het is een vergevings-offer. 10 De tweede duif is voor een brand-offer. De priester moet het dier offeren volgens de regels van de brand-offers. Zo moet de priester voor hem om vergeving vragen, en de man zal vergeving krijgen.

11 Maar als iemand te arm is voor twee duiven, dan moet hij 1/10 efa (2,2 liter) fijn meel aan Mij offeren. Hij mag er geen olijf-olie op gieten en er geen wierook bij doen, want het is een vergevings-offer. 12 Hij moet het naar de priester brengen. De priester moet er een handvol van nemen en dat op het altaar verbranden. Dat betekent dat het hele offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Het is een vergevings-offer. 13 Zo moet de priester om vergeving voor hem vragen voor wat hij in één van deze dingen verkeerd gedaan heeft, en hij zal er vergeving voor krijgen. De rest van het meel is voor de priester, net als bij het meel-offer."[c]

Schuld-offers

14 De Heer zei tegen Mozes: 15 "Als iemand per ongeluk iets voor zichzelf heeft gehouden wat hij aan Mij had moeten geven, dan is hij schuldig.[d] Hij moet Mij om vergeving vragen door een gezond mannetjes-schaap aan Mij te offeren. De priester moet bepalen of het dier waardevol genoeg is. De waarde van het dier moet bepaald worden in sikkels zilver. (Daarbij wordt gerekend met de sikkel die in het heiligdom gebruikt wordt.) (1 sikkel is 11 gram) 16 Dat wat hij voor zichzelf gehouden had, moet hij alsnog aan Mij geven. Bovendien moet hij een vijfde deel van de waarde ervan als boete betalen. Hij moet dit alles aan de priester geven en de priester zal voor hem om vergeving vragen met het dier van het schuld-offer. En de man zal vergeving krijgen voor wat hij verkeerd gedaan heeft.

17 Als iemand per ongeluk iets doet wat Ik verboden heb, dan is hij toch schuldig. 18 Als offer voor zijn schuld moet hij een gezond mannetjes-schaap naar de priester brengen. De priester moet bepalen of het dier waardevol genoeg is. En hij moet met dit schuld-offer om vergeving voor de man vragen. En de man zal vergeving krijgen voor wat hij per ongeluk verkeerd had gedaan. 19 Het is een schuld-offer, want hij had een schuld aan de Heer." (lees verder)

Footnotes

  1. Leviticus 5:1 Daarmee werd hij namelijk medeplichtig.
  2. Leviticus 5:2 God had in de wet regels gegeven over welke dieren de Israëlieten wel en niet mochten eten. De 'onreine' dieren mochten niet gegeten worden. Lees Deuteronomium 14:3-20.
  3. Leviticus 5:13 Lees verder over de vergevings-offers in Leviticus 6:24-30.
  4. Leviticus 5:15 De verzen in Leviticus 6:1-7 gaan over dingen die iemand expres verkeerd deed tegen een mens, waardoor hij hem iets schuldig was (hij had bijvoorbeeld iets geleend maar wilde het niet teruggeven). Vergelijk dit met Leviticus 4.